Financiering

Rente en rentevisie

Rente en rentevisie

Rentevisie
Onze rentevisie is gebaseerd op de meest actuele ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt. Wij maken daarbij onder andere gebruik van de renteprognose en berichtgeving van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). De groei van de wereldeconomie loopt in de komende jaren naar verwachting wat terug. De Chinese economie groeit in 2019 en 2020 met ca. 6%. In 2018 nam het Chinese bbp nog met 6,6% toe. In de Verenigde Staten groeit de economie dit jaar met 2,5%, iets minder dan in 2018. In 2020 loopt de economische groei verder terug naar ca. 1,5%. De conjuncturele teruggang hangt vooral samen met de binnenlandse vraag. Het positieve effect van de belastingverlaging op de binnenlandse vraag neemt af. De banengroei vlakt af, mede door een lagere investeringsgroei. De inflatie daalt van 2,0% in 2018 naar 1,7% dit jaar. In 2020 komt de geldontwaarding naar verwachting eveneens uit op 1,7%.

De economische groei in de eurozone blijft laag. In 2019 wordt een groei van het bbp van 1,1% voorzien tegen 1,8% in 2018. In 2020 wordt een economische groei van 1,0% voorzien. De afname van de groei is vooral het gevolg van een minder gunstige ontwikkeling van de buitenlandse vraag. De consumptiegroei neemt slechts licht af. De lonen stijgen, maar de banengroei neemt af.

Door de rentedaling van de afgelopen tijd zijn de rentetarieven in veel eurolanden negatief geworden. De Europese centrale bank (ECB) zal het monetaire beleid naar verwachting verder verruimen. De lange rentetarieven blijven daardoor op zeer lage niveaus.

Wij houden rekening met een externe financiering bij langlopende leningen van 2,0 % en de kapitaalmarkt (afhankelijk van de gewenste looptijd van een lening) beweegt zich daar nu nog onder. Een lichte groei van de kapitaalmarktrente kan bij het aantrekken van nieuwe leningen daardoor worden opgevangen binnen het geraamde rentebudget. Een stijging van de lange rente heeft geen effect op de bestaande contracten, omdat de rente hier contractueel is vastgelegd en niet zal wijzigen.
Voor de korte rente wordt een lager percentage gehanteerd. Indien de korte rente stijgt of daalt, heeft dit onmiddellijk effect op het renteresultaat.

(bedragen x € 1 mln.)

Kengetallen

Bron

Streefwaarde

Rek. 2018

2019

2020

2021

2022

2023

Rente risiconorm

Wet fido

17,5

17,6

18,2

19,6

18

18,1

Kasgeldlimiet

Wet fido

7,5

7,5

7,8

8,3

7,7

7,7

Schatkist bankieren drempel

Wet fido

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

Kredietwaardigheid financiële instellingen uitgezette middelen

Financieringsstatuut

Triple A

Triple A

Triple A

Triple A

Triple A

Triple A

Omslagrente (interne financiering)
Vanaf 2017 is er, als gevolg van de vernieuwing van het BBV (besluit begroting en verantwoording), een andere wijze van berekening van de hoogte van de omslagrente en de presentatie van het renteresultaat. Nieuw in de berekening is dat alle externe rentebaten van de gemeente meetellen voor de hoogte van de renteomslag. Deze externe rentebaten zijn reeds in de begroting op de verschillende programma’s verwerkt en leiden niet tot een resultaat. De toegerekende rente over het eigen- en vreemd vermogen is verwerkt in de begroting.

Kortlopende interne financiering (< dan 1 jaar)
Alle bankrekeningen van de gemeente worden centraal beheerd. De Treasury voorziet in de financieringsbehoefte van de gemeente, die ontstaat uit het saldo op de bankrekeningen van de lopende uitgaven en inkomsten (exploitatie en investeringen).

Langlopende interne financiering (> dan 1 jaar)
Voor de interne toerekening van de rentekosten over investeringen hanteert de gemeente het omslagsysteem. Dit houdt in dat over alle investeringen een gemiddelde rente wordt gerekend, de zogeheten omslagrente. Deze omslagrente wordt aan het begin van elk jaar vastgesteld. Voor het begrotingsjaar 2020 is de omslagrente bepaald op 2,0%. De portefeuillerente van de opgenomen langlopende in 2019 komt uit op 1,9%.

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de berekening van de omslagrente en het renteresultaat:

Vaste activa versus eigen en vreemd vermogen
De boekwaarde van de activa per 31 december 2020 wordt geraamd op (maximaal) ruim € 118 miljoen In de financiering daarvan wordt voorzien door middel van vreemd vermogen (ca. € 80 miljoen), eigen vermogen (ca. € 31 miljoen) en de voorzieningen (ca. € 7 miljoen).
Het vreemd vermogen bestaat voor ca. € 50 miljoen uit reeds aangegane vaste geldleningen, € 16 miljoen kort vreemd vermogen en voor € 14 miljoen aan nog aan te trekken geldleningen (= financieringsbehoefte).
Omdat de praktijk leert dat er een bepaalde mate van onderuitputting op de geraamde investeringen ontstaat, is in de berekende financieringsbehoefte reeds rekening gehouden met een realisatiepercentage investeringen van 70%. Onze tijdelijke financieringsbehoefte wordt opgevangen met kortlopende financieringsmiddelen, binnen de kasgeldlimiet.

Externe rentelasten
Eind 2019 bedraagt de verwachte omvang van de leningportefeuille € 62,6 miljoen. Op basis van de geprognosticeerde boekwaarde van de vaste activa (indien per ultimo 2019 alle kredieten volledig zijn benut) bedraagt de financieringsbehoefte voor 2020 € 14 miljoen. De geraamde externe rentelasten voor 2020 bedragen € 1,1 mln.

Wanneer een investering later wordt gerealiseerd dan de planning, ontstaat in principe een éénmalig voordeel. Omdat sprake is van een repeterend patroon kan dit jaarlijkse éénmalige voordeel als structureel worden beschouwd. De raming van de kapitaallasten is zodanig opgebouwd dat er een structureel voordeel van gemiddeld € 240.000 is opgenomen.

Voor nieuw aan te trekken vaste geldleningen gaan we uit van het (omslag)percentage van 2%.
Afhankelijk van het type geldlening (fixe, gelijk of annuïtair) en looptijd (> 1 tot < 25 jaar) zal de rente lager of hoger zijn dan de omslagrente. Een verwacht rentevoordeel op een nieuw aan te trekken vaste geldlening, zijnde het verschil tussen gecalculeerde marktrente en omslagrente, wordt in het eerste jaar als éénmalig voordeel meegenomen.

Op 21 augustus 2019 is een nieuwe lening van € 15 miljoen aangetrokken met een negatieve rente van 0,33%. Dit betekent dat er in plaats van rentebetalingen sprake is van renteontvangsten op de opgenomen geldlening.

Rente grondexploitatie
Met ingang van 1 januari 2016 wordt de rentetoerekening aan de grondexploitaties op een specifieke wijze berekend. Voor het rentepercentage over het vreemde vermogen geldt het gewogen gemiddelde en over het eigen vermogen mag geen rente worden toegerekend.
Omdat het gewogen gemiddelde rentepercentage over het vreemde vermogen 1,71% bedraagt en de verhouding vreemd vermogen : totaal vermogen 72%, bedraagt het toe te rekenen percentage:
72% x 1,71% = 1,23%. Dit percentage mag maximaal 0,5% afwijken en wordt in Maassluis afgerond op 1,5%. Voor 2018 gold een percentage van 2%.

Rente eigen vermogen
Voor de berekening van de omslagrente die aan de taakvelden wordt toegerekend, kan de gemeente ervoor kiezen de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen (de bespaarde rente) wel of niet mee te nemen. De commissie BBV adviseert om de bespaarde rente niet mee te nemen. Omdat het advies van de commissie BBV een substantieel nadelig effect heeft, nemen wij de rente over het eigen vermogen en de voorzieningen wel mee.

Dit nadeel kan als volgt worden toegelicht:
De bespaarde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen bedraagt in totaal € 726.142. De lasten en baten worden per saldo budgetneutraal geboekt en er ontstaat hierdoor geen geldstroom. Wanneer in het renteschema de bespaarde rente echter niet zou worden meegenomen, daalt de omslagrente van 2% naar 1,1%.
Dit percentage dient dan ook te worden toegepast op de boekwaarde van de investeringen voor kostendekkende tarieven (ca. € 43 miljoen), waardoor er een nadeel voor de exploitatie ontstaat van ca. € 5 ton.

Omslagrente
De totaal aan de taakvelden toegerekende rente bedraagt afgerond € 2,1 miljoen. De boekwaarde van de vaste activa dient te worden verminderd met de boekwaarde van de grondexploitaties en de specifiek verstrekte geldleningen. De rentelasten, uitgedrukt in een percentage van de gecorrigeerde boekwaarde bedraagt 1,6% en wordt afgerond op 2%.